De diagnose van CIS wordt op dezelfde manier gesteld als die van MS. Namelijk met een MRI-scan. Daarop is te zien of er laesies zijn, hoeveel er zijn en waar ze zitten: in de hersenen of de ruggengraat. Als er meer dan één gebied met laesies te zien is en er zijn meerdere aanvallen geweest, dan is er sprake van MS.
CIS kan een voorloper zijn op MS. Sommige mensen met CIS ontwikkelen Relapsing-Remitting MS (RRMS), anderen niet.
Wanneer er op de MRI geen laesies te zien zijn tijdens de CIS-aanval, dan is de kans dat je MS ontwikkelt zo’n 20 procent. Zijn er wel laesies te zien zoals mensen met MS die ook hebben? Dan is er 60 tot 80 procent kans dat je MS krijgt.
Sommige CIS-symptomen verdwijnen vanzelf, zonder behandeling. De neuroloog zal bij de keuze voor een behandeling kijken naar de risico’s die je hebt op een volgende aanval. Als de risico’s laag zijn, kan er gekozen worden voor de behandeling met een corticosteroïde. Als de risico’s hoog zijn, dan kan je neuroloog voorstellen om met een behandeling met een ziekteremmend medicijn te beginnen. Dit helpt verdere beschadigingen in je hersenen te voorkomen of te vertragen.
Uit onderzoek blijkt dat een vroegtijdige behandeling de beste resultaten heeft als het gaat om het onder controle houden van symptomen, zenuwschade en invaliditeit.
- Clinically Isolated Syndrome (CIS) vs. MS – My MS Team, 24 juli 2020
- The Use of Disease Modifying Therapies in Multiple Sclerosis — Multiple Sclerosis Coalition
- Clinically Isolated Syndrome (CIS) — National Multiple Sclerosis Society
- Clinically Isolated Syndrome — Multiple Sclerosis Trust
- Disease modifying drugs (DMDs) — Multiple Sclerosis Trust
- Magnetic Resonance Imaging (MRI) — National Multiple Sclerosis Society
- Defining the clinical course of multiple sclerosis — Neurology
- Guidelines for MS diagnosis: McDonald Criteria — Multiple Sclerosis News Today
- Multiple Sclerosis: Hope Through Research — National Institutes of Health